Het pedagogisch beleidsplan

PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN

KINDERDAGVERBLIJF ’T KWEBBELTJE

INHOUD

 Hoofdstuk 1               Uitgangspunten pedagogisch beleid 

  1. Opvoeding en verzorging
  2. Respect
  3. Zelfstandigheid en zelfredzaamheid
  4. Ontwikkeling van het kind
  5. Problemen en oplossingen
  6. Vierogen principe
  7. Extra opvang opnemen
  8. Voedingsbeleid
  9. Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld
  10. Covid-19 en de richtlijnen 

Hoofdstuk 2               Ouders en opvang 

  1. Startperiode
  2. Afscheid nemen
  3. Informatie uitwisselen
  4. Klachtenprocedure
  5. Gesprek met pedagogisch medewerkster
  6. Toelating ongevaccineerde kinderen

Hoofdstuk 3               Uitdaging van de groep 

  1. De inrichting van de groepsruimte
  2. Keuze van het speelgoed
  3. Vaste groepen
  4. Dagindeling
  5. Gevarieerd activiteitenaanbod
  6. Feesten

Hoofdstuk 4               Het kind in de groep 

  1. Grenzen stellen
  2. Gedrag en straf
  3. Zelfstandigheid van het kind
  4. Vrienden maken op het dagverblijf
  5. Verdriet
  6. Het ontdekken van het eigen lichaam
  7. Het signaleren van problemen en het bespreken met de ouders

Hoofdstuk 5               Uitgangspunten in de praktijk: zindelijkheidstraining als voorbeeld

HOOFDSTUK 1       UITGANGSPUNTEN PEDAGOGISCH BELEID

 

Kinderen worden beschermd en gekoesterd door hun ouder(s). Daar wordt de basis gelegd voor hun verdere leven. De relatie die zij opbouwen met ouder(s), broers en zussen, oma’s en opa’s is van primair belang. Zij vormen de zogeheten “binnenwereld” voor het kind. Een van de eerste momenten waarbij een jong kind in aanraking komt met de “buitenwereld” is op het kinderdagverblijf. Het kinderdagverblijf is een maatschappij in het klein waar kinderen relaties aangaan met andere kinderen en volwassenen. Kinderen worden op een andere manier gestimuleerd door de mensen om hen heen en door het materiaal dat zij krijgen aangeboden. Deze kennismaking met de “buitenwereld” moet zorgvuldig gebeuren. Kinderopvang biedt een ondersteuning voor ouders die buitenshuis werken of studeren en/of andere bezigheden hebben. De ouders moeten met een gerust hart kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Bovendien draagt de kinderopvang ook bij aan het verbreden van de leefwereld van het kind.

Het pedagogisch beleidsplan is een belangrijke toetssteen voor de ouders. Wij hebben de vier belangrijkste competenties uit de Wet Kinderopvang in ons pedagogisch beleidsplan verwerkt: sociale veiligheid, sociale competenties, persoonlijke competenties en overdracht van normen en waarden. Hier onder volgt een opsomming van de 8 uitgangspunten van ons pedagogisch beleidsplan:

1.              Opvoeding en verzorging 

De ouder is de primaire opvoeder. Op het kinderdagverblijf is er eveneens sprake van opvoeding. Het kinderdagverblijf is een partner in de verzorging en opvoeding. In overleg met de ouders vullen wij de thuissituatie aan. De manier van opvoeding in het kinderdagverblijf verschilt echter van de thuissituatie onder meer door de deelname van het kind aan de groep en de aanwezigheid van “professionele opvoeders” (de pedagogisch medewerksters).

Stagiaires die de opleiding Gespecialiseerd Pedagogisch Werker doen helpen de pedagogisch medewerksters op de groep in hun stageperiode.

De taakomschrijving van de stagiaire:

  • Begeleidt de kinderen zowel in groepsverband als in individueel opzicht en draagt zorg voor het scheppen van een situatie binnen de groep waarin kinderen zich veilig voelen en worden gestimuleerd zich verder te ontwikkelen;
    • draagt zorg voor een goed (periodiek) contact met ouders/verzorgers;
    • houdt de ontwikkeling van de kinderen bij en heeft overleg met de praktijkopleider;
    • de praktijkbegeleiding vindt dagelijks plaats. Voor een stagiaire wordt voldoende tijd genomen om een begeleidingsgesprek te voeren.

Ook wordt er ruim de tijd genomen om de stagiaire op de werkvloer te begeleiden. Stap voor stap werken stagiaire en praktijkopleidster aan leerpunten zodat de stagiaire de leerpunten onder de knie krijgt en uit kan groeien tot een goede pedagogisch medewerker.

2.              Respect 

Kinderen en ouders worden op respectvolle manier benaderd. Verschillen tussen de kinderen worden als een verrijking van de groep beschouwd. Om te kunnen “groeien” (persoonlijke competentie) moet het kind zich thuis voelen. De pedagogisch medewerksters laten merken dat ze elk kind en zijn/haar ouder(s) accepteren en dat ze open staan voor de verschillende culturele achtergronden.

3.              Zelfstandigheid en zelfredzaamheid 

De pedagogisch medewerkster zoekt het evenwicht tussen geborgenheid en veiligheid (sociale en emotionele veiligheid) aan de ene kant en uitdagingen aan de andere kant. Veiligheid en geborgenheid bieden de basis voor zelfvertrouwen. Uitdagingen vormen de basis voor zelfstandigheid. Als deelnemer van de groep leren kinderen met elkaar rekening te houden.

Binnen de groep gelden duidelijke regels die niet bedoeld zijn als een keurslijf, maar dienen om de veiligheid te garanderen en de ruimte te scheppen voor elk kind om zich te ontplooien. De pedagogisch medewerkster stimuleert het kind bijvoorbeeld om zelf oplossingen te zoeken bij onenigheid. Mocht het niet lukken dan kan de pedagogisch medewerkster samen met de kinderen proberen er toch uit te komen door het kind een aantal handvatten aan te bieden.

Bij KDV ‘t Kwebbeltje worden de kinderen opgevangen in een verticale groep in de leeftijd van 0-4 jaar. In onze verticale groep wordt de gezinssituatie nagebootst. Ook thuis is er een leeftijdsopbouw en zie je dat de kinderen van elkaar leren hoe met elkaar om te gaan en ze stimuleren elkaar in hun activiteiten (sociale competentie). De verticale groep zorgt ook voor geborgenheid en continuïteit voor de kinderen: ze hebben vier jaar lang dezelfde pedagogisch medewerksters en verlaten de groep pas als ze vier jaar worden. Hierdoor kunnen de kinderen een band met elkaar en de pedagogisch medewerksters opbouwen.

4.              Ontwikkeling van het kind 

KDV ‘t Kwebbeltje heeft niet gekozen voor een bepaalde pedagogische methode, gedachtegang of filosofie. Wij hebben gekozen om te kijken naar het individuele kind en het op een zodanige manier te benaderen dat het zich op zijn eigen tempo en eigen manier kan ontwikkelen. Daarbij leggen wij de nadruk op zelf-ontplooïng, ontdekkend leren en zelfredzaamheid. Wij stimuleren onze kinderen hierin. Daarvoor maken wij gebruik van de 4 competenties te weten emotionele veiligheid, sociale competentie, persoonlijke competentie en de overdracht van normen en waarden.Op het kinderdagverblijf worden de kinderen op allerlei manieren gestimuleerd. Kinderen leren op verschillende manieren: via taal, muziek, (rollen)spellen, beweging en knutselen. De activiteiten, de inrichting en het speelgoed stimuleren de zintuigen voelen, horen, zien, ruiken en proeven. Samen delen samen spelen. Daarnaast leren kinderen door herhaling. KDV ‘t Kwebbeltje biedt daarom een vaste dagindeling aan met enerzijds vaste routines voor het naar bed gaan, het eten, het handenwassen e.d. en anderzijds een variëteit van creatieve activiteiten. Het kinderdagverblijf is echter geen school, “leren” is niet verplicht. Kinderen “groeien” door het aanbieden van activiteiten die aansluiten bij hun leefwereld door middel van thema’s (verbeelding van de kinderen).

Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen. De mentor werkt op de groep waar het kind is geplaatst. Zij volgt de ontwikkeling van het kind en is het eerste aanspreekpunt voor de ouders, tijdens de intake met de ouders besproken. De mentor is een vast gezicht voor de kinderen.

De pedagogisch medewerksters hebben ieder kind ‘in beeld’ en volgen het in de ontwikkeling. Zo kunnen ze aansluiten bij de ontwikkeling van het kind en het stimuleren de volgende stap te zetten. We observeren en registreren de ontwikkeling van elk kind. Mochten er vanuit de observaties “problemen” in de ontwikkeling blijken te zijn dan bespreken de pedagogische medewerkers dit met elkaar. Daarna gaan wij het gesprek aan met ouders. Gesprekken kunnen ook plaatsvinden als dat nodig of gewenst is, soms gebeurd dit ook tijdens de overdacht bij het brengen en halen van het kind.

Vanuit de dagopvang is de overdracht naar het basisonderwijs als maatregel opgenomen. Wij gebruiken hiervoor een overdrachtsformulier, die door de ouders en pedagogisch medewerkster wordt ingevuld en ondertekend en aan de ouders wordt meegegeven.

5.              Problemen en oplossingen 

Het kinderdagverblijf kan een functie vervullen door tijdig problemen te signaleren. Pedagogisch medewerksters benaderen de ouders op het moment dat zij een probleem constateren en zoeken samen met de ouders naar oplossingen. Wij bespreken met ouders hun kind bij eventuele problemen in hun ontwikkeling of in hun gedrag. Daarbij kun je denken aan het geven van opvoedkundige tips en adviezen alsook het doorverwijzen naar de juiste instanties.

6.              Het vier-ogen principe 

Per 1 juli 2013 is het vier-ogen principe wettelijk vastgelegd. Dit houdt in dat er een open cultuur en transparantie gewenst is in de kinderdagverblijven. Een open communicatie zorgt er voor dat de pedagogisch medewerksters en ouder elkaar kunnen aanspreken op gedrag ten opzichte van het kind. De inrichting van de ruimtes is zodanig dat pedagogisch medewerksters elkaar kunnen zien en/of horen en elkaar kunnen helpen, bijvoorbeeld bij het oplossen van een probleem.

In de wet staat ook dat bij een aaneengesloten openstelling van tien uur of meer per dag maximaal 3 uur per dag kan worden afgeweken van de vereiste BKR. KDV ‘t Kwebbeltje is geopend van 07.45 – 18.00 uur. Van 07.45 tot 09.00 uur en van 16.15 tot 18.00 is er 1 beroepskracht op de groep.

De groep is in één pand gevestigd, hierdoor zijn er altijd genoeg medewerkers aanwezig die als achterwacht kunnen dienen. Er zijn altijd twee medewerkers in het pand aanwezig.

Als in een uitzonderlijke situatie er maar één medewerker aanwezig kan zijn en er geen andere volwassene op de locatie is, moet de achterwachtregeling worden toegepast. Dit betekent dat in geval van calamiteiten een achterwacht beschikbaar is die binnen vijftien minuten aanwezig kan zijn op de opvanglocatie. De (actieve) achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden op de locatie.

De volgende personen zijn bereikbaar als achterwacht:

Jikje van der Pols           ; 0622848713 in 5 minuten aanwezig

Conny Knijff                      ; 0613359466 in 5 minuten aanwezig

7.              Extra opvang afnemen

Bij KDV ‘t Kwebbeltje is het mogelijk om voor ouders extra opvang af te nemen naast het plaatsingscontract. Indien ouders van extra opvang willen gebruikmaken dienen zij dit te overleggen met Conny Knijff en Jikje van der Pols. Voordat Conny Knijff en/of Jikje van der Pols goedkeuren geven, toetsen zij dit middels de beroepskracht- kind ratio (BKR) of dit mogelijk is. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan dan geven zij goedkeuring. Aan het eind van de maand zullen de betreffende ouders die hiervan gebruik hebben gemaakt en gespecificeerde factuur ontvangen.

8.              Voedingsbeleid 

KDV ‘t Kwebbeltje kiest voor goede en gezonde voeding voor de kinderen. Dit is besproken met de pedagogische medewerksters. Wij doen zelf de boodschappen bij ons in de buurt.

We hebben er voor gekozen niet meer dan vier soorten beleg te nemen omdat de keuze voor de kinderen te lastig wordt: smeerworst, smeerkaas speciaal voor kinderen (minder zout). Zoet beleg bestaat uit appelstroop, pindakaas, jam en pasta. Kinderen krijgen water, roosvicee of siroop te drinken. Ouders bepalen mede wat de kinderen mogen drinken en eten. Hierbij wordt ook rekening gehouden met allergieën e.d.

In de ochtend hebben we 2 eet en drink momenten. Een biscuitje bij de eerste drinkronde en een rijstwafel of crackers met smeerworst of smeerkaas bij de tweede drinkronde.

De kinderen krijgen volkoren brood met beleg als lunch. Ze starten met eerst een boterham met hartig beleg, daarna mogen ze zoet beleg. In de middag, na het slapen, eten we altijd fruit. Meestal zijn dat appels, peren of banaan. Maar in de zomer ook veel zomerfruit. De fruithapjes voor de jongere kinderen worden iedere dag vers gepureerd. 

Moeders die borstvoeding willen geven bij KDV ‘t Kwebbeltje kunnen op de bovenverdieping borstvoeding geven. Wij maken een afspraak met de ouders wanneer het kindje wakker is om even te bellen. Ouders die afgekolfde borstvoeding willen meebrengen in een flesje/zakje voorzien van de datum en naam, zetten deze in de koelkast om temperatuurschommelingen zo klein mogelijk te houden. Voor kinderen die flesvoeding krijgen, brengen ouders een torentje met poeder mee voorzien van een naam, dat wordt bewaard in de keuken. Ook de flesjes waar de kinderen uit drinken zijn voorzien van een naam.

9.              Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld

 Om de veiligheid voor kinderen in de kinderopvang te vergroten heeft de regering een aantal maatregelen genomen waaronder de Wet verplichte meldcode en de Meldplicht gewelds- en zedendelicten door professionals.

Onze organisatie is per 1 januari 2013 gaan werken met de verplichte meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld.

De meldcode gaat over kindermishandeling, huiselijk geweld, meisjesbesnijdenis en eer gerelateerd geweld. Het is een stappenplan dat professionals kunnen gebruiken als ze vermoedens van kindermishandeling en/of huiselijk geweld hebben.

Er is een vijf stappenplan bedacht voor de meldcode;

Stap 1: Signalen in kaart brengen.

Stap 2: Collegiaal overleg

Stap 3: Gesprek met ouders/kind

Stap 4: Wegen van geweld of kindermishandeling Stap 5: Beslissen: hulp organiseren of melden.

Deze meldcode ligt ter inzage op het kinderdagverblijf.

Een kenmerk van de meldcode is dat ouders zo snel mogelijk betrokken worden. Als er zorgen zijn ten aanzien van uw kind wordt dit meteen met u besproken. Er kan dan, als nodig, gekeken worden of er hulp nodig is of andere ondersteuning.

Meldplicht gewelds- en zedendelicten door professionals

Met de Wijzigingswet kinderopvang 2013 is een Meldplicht gewelds- en zedendelicten door professionals geïntroduceerd. Een wettelijke meldplicht voor kindermishandeling gepleegd door professionals in de werksituatie bestaat al in het onderwijs en in de jeugdzorg. De meldplicht betekent dat werknemers vanaf 1 juli 2013 verplicht zijn om bij een aanwijzing dat een collega zich schuldig maakt aan seksueel of ander geweld tegen een kind dit meteen te melden bij de houder van een kindercentrum. Als werkgever zijn wij wettelijk verplicht om de vertrouwensinspecteur te bellen.

Als werknemers vermoeden dat hun werkgever zich heeft schuldig gemaakt aan seksueel of ander geweld tegen een kind is de werknemer verplicht hiervan aangifte te doen. In alle gevallen kunnen zij de vertrouwensinspecteur bellen voor advies.

10.              Covid-19 en de richtlijnen

Kinderdagverblijf ’t Kwebbeltje volgt ten alle tijden alle richtlijnen die het RIVM voorschrijft. Wij volgen het nieuws op de voet en blijven up-to-date met deze richtlijnen. Bij twijfel van onze zijde maken wij gebruik van de beslisboom.

Bij ons is het de regel dat geen enkele ouder meer het pand in mag. Dit om ervoor te zorgen dat we zoveel als mogelijk de kans op besmetting met het corona virus buiten de deur houden. Het brengen en halen van de kinderen gaat via de tuin. Wij hebben daar een overkapping geplaatst waar de kinderen opgevangen worden door de leidsters. Wanneer ouders informatie willen doorgeven aan ons of wij aan hun dan gaat dat via de mail. Intake gesprekken worden niet op de locatie gedaan, dat gaat telefonisch, via de mail en virtueel. Voorlopig is deze regeling tot en met 31 december 2020. Daarna gaan we kijken of we deze maatregel verlengen of niet.

Ook hierbij geldt dat we de richtlijnen en adviezen van het RIVM blijven volgen

HOOFDSTUK 2 

OUDERS EN DE OPVANG

Om de twee leefwerelden van het kind op elkaar aan te laten sluiten overleggen ouders en pedagogisch medewerksters. Er moet sprake zijn van een uitwisseling van informatie. Alleen als ouders weten wat er in een groep gebeurt en pedagogisch medewerksters wat er thuis gebeurd, kan er sprake zijn van een gedeelde opvoeding. Vanaf het begin tot het vertrek naar de basisschool, hebben pedagogisch medewerksters een sturende rol bij de oudercontacten.

1. De startperiode

 Tijdens de startperiode leren kind, ouder(s) en de pedagogisch medewerksters elkaar kennen. Het kind en de ouder(s) wennen aan de groep. De groep bestaat uit maximaal 16 kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar en twee of drie pedagogisch medewerksters. Bij KDV ’t Kwebbeltje werken wij alleen met vaste leidsters en stagiaires. Wij hebben geen invalkrachten. De pedagogisch medewerkers leren het kind het kind dus heel goed kennen. Deze startperiode vraagt om zorgvuldigheid, omdat dit de basis legt voor het verdere verloop van de opvang.

Iedereen heeft een periode van gewenning nodig, maar de duur is afhankelijk van het kind. Kinderen worden langzaam vertrouwd gemaakt met het dagritme, de regels en gewoonten van de groep. Eerlijkheid tussen pedagogisch medewerksters en ouders is altijd belangrijk. Dit geldt ook voor de periode van gewenning. Als het kind het moeilijk heeft moeten ouders dat weten. Kinderen krijgen de ruimte om een relatie op te bouwen met andere kinderen en met de pedagogisch medewerksters. Een peuter is pas gewend als het een plaats in de groep heeft.

Voor sommige kinderen duurt dat langer en pedagogisch medewerksters zijn hier alert op. Wij gaan ervan uit dat alle kinderen uiteindelijk een plek voor zichzelf vinden op het dagverblijf. Zien de pedagogisch medewerksters echter dat dit zelfs na een lange periode niet het geval is, dan kan het in overleg met de ouders in het belang van het kind zijn om de plaatsingsovereenkomst te wijzigen of door wenperiode te verlengen.

2. Afscheid nemen

Kinderen hechten aan een vast patroon bij het afscheid nemen, dit wordt individueel bepaald. Het kind voelt zich opgenomen in de groep en zijn/haar dag op het dagverblijf begint. Het moment van afscheid nemen moet voor alle partijen duidelijk zijn. De ouders zeggen gedag tegen het kind. Voor het kind is het belangrijk dat het weet dat zijn ouder(s) weggaat en later terugkomt.

De pedagogisch medewerkster zwaait met het kind voor het raam en zegt de ouders gedag.

3. Informatie uitwisselen

Pedagogisch medewerksters en ouder(s) wisselen informatie uit over praktische zaken zoals halen en brengen, eten en slapen. Ouder(s) willen zicht krijgen op hoe hun kind binnen de groep is. Daarnaast kunnen pedagogisch medewerksters profiteren van informatie over hoe het kind zich thuis gedraagt.

Ouder(s) en pedagogisch medewerksters zijn afhankelijk van de informatie die zij van elkaar krijgen. De groep is geen eiland dat afgesloten is voor ouders. Een ouder krijgt ruimte om vragen te stellen en met opmerkingen te komen.

Mochten er ouders zijn die de Nederlandse taal niet (helemaal) machtig zijn zullen de pedagogisch medewerksters er voor zorgen dat ook deze ouders goed geïnformeerd worden over hun kinderen.

De pedagogisch medewerksters staan altijd open voor contact met de ouders en doen moeite om ook met ouders in contact te komen die de Nederlandse taal niet machtig zijn.

4. Klachtenprocedure

Pedagogisch medewerksters nemen alle klachten van ouders serieus. Per situatie wordt gekeken naar de haalbaarheid van voorgestelde oplossingen en indien nodig wordt naar een compromis gezocht. Er is een interne klachtenprocedure (te beginnen bij de pedagogisch medewerksters, dan de leidinggevende en uiteindelijk bij de directeur) en er is een externe instantie waar klachten behandeld kunnen worden, mochten de klachten niet naar uw tevredenheid zijn opgelost. Mocht het management niet tot een oplossing kunnen komen, dan kan de ouder zich beroepen op de Wet klachtenrecht dat wordt uitgevoerd door de Stichting Geschillencommissie Kinderopvang, waaraan tevens verbonden is het Klachtenloket Kinderopvang, Postbus 90600, 2509 LP  Den Haag, 070-3105310. Op www.degeschillencommissie.nl vindt u alle informatie. De beslissing van de Geschillencommisie geschieden bij wege van bindend advies.

5. Gesprek met pedagogisch medewerkster

 Ouders en pedagogisch medewerksters kunnen elkaar spreken bij het halen en brengen. Er is altijd tijd om elkaar te spreken. Mocht er meer tijd nodig zijn om zaken te bespreken dan kunnen ouders altijd een afspraak maken met ons.

6. Schriftelijke informatie

Er wordt ook schriftelijke informatie gegeven via het schriftje. Daarin schrijven wij het verloop van de dag in op. Met eet en slaaptijden van de baby’s, activiteiten die we gedaan hebben en wat er nog meer te vertellen valt. Wij verwachten ook dat de ouders in het schriftje schrijven.  Ouders krijgen vaak ook  mondeling meer informatie over wat het kind op het kinderdagverblijf doet/en heeft gedaan.

7. Toelating ongevaccineerde kinderen

In Nederland is deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma niet wettelijk verplicht. Er zijn ouders die – bijv. vanwege hun levensbeschouwing – besluiten om hun kinderen niet te laten vaccineren. Dit is met name een risico voor het ongevaccineerde kind zelf. Het kind is niet beschermd als het met de veroorzakers van de betreffende ziekten in aanraking komen. De kans dat een niet gevaccineerd kind andere kinderen met een ziekte uit het Rijksvaccinatieprogramma besmet is uiterst klein. Op het gebied van infectieziekten volgt KDV ‘t Kwebbeltje zoveel mogelijk het advies van de RIVM en/of GGD.

HOOFDSTUK 3

DE UITDAGING VAN DE GROEP

Spelen is een manier om de wereld te ontdekken en te ordenen. Kinderen oefenen met wat zij kennen uit de wereld van volwassenen (poppen aankleden, eten koken, rollenspel). Zij experimenteren met de mogelijkheden van materiaal (binnen bijv. papier, klei en water en buiten water en zand). Het kinderdagverblijf is ingesteld op de behoeften van kinderen om zich spelenderwijs te uiten, zowel individueel als in groepsverband.

1. De inrichting van de groepsruimte

 Het kinderdagverblijf is een kinderwereld waarin alles functioneel is ingericht om het speelplezier te bevorderen. Uiteraard letten wij hier op of de groepsruimte kindgericht is opgesteld en of het materiaal en speelgoed voor de verschillende leeftijden zijn en de behoeften van het kind. De groep moet overzichtelijk zijn en iedereen, zowel de ouders als de kinderen, moeten zich welkom voelen.

Het doel is om kinderen verschillende speelmomenten aan te bieden. Wij hebben een keukentje met allerlei kookspullen, een grote speeltafel waarop de kinderen kunnen spelen met allerlei speelgoed, een boerderij met dieren, een duplotafel waarop ze kunnen bouwen met duplo.

Het is de bedoeling dat de kinderen het speelgoed zelf pakken. Ze mogen zelf kiezen waarmee ze willen spelen. Wij hebben het speelgoed dan ook in bakken in open kasten gedaan zodat de kinderen er zelf makkelijk bij kunnen.

Er is ook speelgoed waar de kinderen mee aan tafel zitten, domino, puzzels, memorie, kleien en educatief speelgoed e.d. Om met dit speelgoed te spelen moeten zij aan de pedagogisch medewerksters vragen het voor ze te pakken. Voor een rustig moment kunnen de kinderen op de bank liggen of zitten met boekjes. De keuze van het speelgoed

 De speelgoedkeuze is medebepalend voor hoe het kind zich uit. Speelgoed is:

  • multifunctioneel en uitnodigend voor de fantasie;
  • gevarieerd om de verschillende aspecten van de ontwikkeling te stimuleren. Kinderen kunnen het spelmateriaal hanteren. Het speelgoed past bij de ontwikkelingsstadia van de kinderen in de groep. Er is voldoende evenwicht voor kinderen tussen makkelijk en moeilijk en tussen rustig en druk spelen. Ook kosteloos materiaal kan dienen als speelgoed;
  • herkenbaar voor alle kinderen. Maar er mag voor het kind ook onbekend speelgoed zijn om de leefwereld van het kind te vergroten. Het speelgoed geeft ook de mogelijkheid om situaties-uit-het-leven na te bootsen. Het wordt niet sekse specifiek aangeboden. Al het speelgoed is voor jongens en

2. Vaste groep

 KDV ’t Kwebbeltje is een klein KDV met 1 groep waarbij enkel vaste medewerkers zijn. De meeste kinderen komen op vaste dagen dus is er sprake van een vaste groep.

In de zomer en winter spelen de kinderen buiten.

In een stamgroep zitten maximaal 16 kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar met twee of drie pedagogisch medewerksters. Wij streven naar een gelijke verdeling qua leeftijd zoals dat in de Kwaliteitsregels kinderopvang is voorgeschreven.

Het kind zoekt een plaats voor zichzelf in de groep. Tijdens vrij spel kan het kind een plaats veroveren. Door het georganiseerde aanbod zorgen de pedagogisch medewerksters ervoor dat het kind bij de groep wordt betrokken. Alle kinderen krijgen gelijke kwalitatieve aandacht.

Wat de pedagogisch medewerkster voor ogen staat, is dat het kind zich in de groep welkom voelt en vooral geprezen wordt voor wat het kan en wat het doet. Het kind heeft het gevoel dat het bij de groep en de pedagogisch medewerkster hoort en geaccepteerd wordt. Het individu staat centraal. Alle kinderen in de groep zijn uniek. Er wordt bewust aandacht geschonken aan het versterken van de eigenwaarde van de kinderen. In de groep heeft het groepsproces meer aandacht.

Vaste gezichtencriterium:

Het aantal vaste gezichten op de groep met nul jarigen wordt met deze nieuwe kwaliteitsbeleidsregel aangescherpt, dus aangepast:

Aan een kind in de leeftijd tot één jaar worden ten hoogste twee vaste beroepskrachten toegewezen, waarvan per dag ten minste één beroepskracht werkzaam is in de stamgroep van dat

Indien er vanwege de grootte van de stamgroep met drie of meer beroepskrachten tegelijkertijd gewerkt wordt, dan worden ten hoogste drie vaste beroepskrachten toegewezen aan een kind in de leeftijd tot één jaar.

Aan een kind van één jaar of ouder worden ten hoogste drie vaste beroepskrachten toegewezen, waarvan per dag ten minste één beroepskracht werkzaam is in de stamgroep van dat kind. Indien er vanwege de grootte van de stamgroep met drie of meer beroepskrachten gewerkt wordt, dan worden ten hoogste vier vaste beroepskrachten toegewezen aan een kind van één jaar of

3.       Dagindeling

 De dagindeling is zorgvuldig opgesteld en wordt bepaald door de behoefte van kinderen om te eten en te slapen. Daarbij komen een aantal rituelen die vaste momenten van de dag markeren. Bij het afscheid nemen, bij het samen fruit eten na de middagslaap, voorlezen of zingen voor of na het eten komen elke dag dezelfde rituelen terug. Gezamenlijke momenten bieden gezelligheid en rust. Voor het kind is de sfeer op dat moment belangrijker dan het doel van het samenzijn. Bij gezamenlijke momenten houden pedagogisch medewerksters rekening met wat kinderen aankunnen. Bij de lunch eten alle kinderen samen. Met de lunch geven pedagogisch medewerksters het voorbeeld voor het omgaan met eten en met regels aan tafel. Pedagogisch medewerksters dragen door eigen voorbeeld normen en waarden over rond het eten. De pedagogisch medewerkster wast haar handen voor het eten en ook de handen van de kinderen. Tafelmanieren worden aangeleerd. Iedereen wacht op elkaar met eten. Het bovenstaande geldt voornamelijk voor de dreumesen en peuters.

Alle kinderen die maar een keer slapen worden om 12:30 uur op bed gelegd en slapen tot 14.30/15.00 uur. We merken dat kinderen hun slaap hard nodig hebben. Het is voor alle kinderen van belang dat ze een moment van rust hebben om lichamelijk en geestelijk bij te komen als ze een hele dag in het dagverblijf zijn. Ze zijn de hele dag bezig met allerlei activiteiten, hebben de hele dag kindjes om zich heen en veel geluid. Dit is vermoeiend en daarom proberen we regelmatig wat rustmomenten te creëren (door bijvoorbeeld aan tafel te zitten om te lezen en te zingen, aan tafel brood, fruit en groenten te eten en te drinken).

We horen soms van ouders dat hun peuter ’s avonds moeilijk of pas laat in slaap valt en willen graag onze medewerking. Uiteraard willen wij met de ouders meewerken aan een oplossing.

Wij houden wel een rustmoment voor alle kinderen, We kunnen de kinderen vanaf 3 ½ jaar eventueel om 13:30 uur uit bed halen. Er blijft wel een rustmoment tot 14:30 uur waarbij de kinderen aan tafel zitten en een puzzel/spelletje kunnen doen of een boekje kunnen lezen.

Bij hele jonge kinderen die na een uur wakker gemaakt worden of helemaal niet slapen zien we dat ze in de middag zo moe zijn, dat ze niks meer willen, gaan huilen om niks en dat het dan voor de andere kinderen in de groep erg onrustig wordt voor de rest van de dag.

Vandaar dat we de leeftijd vanaf 3 ½ jaar hebben vastgesteld om kinderen eventueel eerder uit bed te halen. Voor de baby’s geldt hun eigen tempo. Iedere baby heeft een ander ritme van

slapen, drinken en wakker zijn. Als de baby wakker is en verschoond moet worden is er ook tijd voor gezellig samenzijn en wordt er geknuffeld en gespeeld.

4.       Gevarieerd activiteitenaanbod

Bij georganiseerde activiteiten passen pedagogisch medewerksters het tempo en het niveau aan op de groep kinderen die meedoen. Aangezien wij een diversiteit hebben in leeftijd worden de activiteiten gesplitst per leeftijdsgroep. Niemand is verplicht om mee te doen, maar kinderen worden gestimuleerd om nieuwe dingen te proberen. Willen kinderen individueel iets doen dan geven wij de kinderen daarvoor de gelegenheid.

Bij het knutselen is het bezig zijn met het materiaal belangrijker dan het resultaat. De pedagogisch medewerksters zorgen voor een gevarieerd activiteitenaanbod.

Er zijn ook activiteiten buiten op de speelplaats voor iedere leeftijdsgroep met zand en water en soms wordt er met krijt op de tegels getekend. In de zomer wordt er uiteraard veel met water gespeeld.

Activiteiten buiten KDV ‘t Kwebbeltje zijn uitstapjes naar de kinderboerderij, de speeltuin in het park, gezellig wandelen naar de markt, boodschappen doen bij de bakker, slager of supermarkt.

5. Feesten

 Er worden feesten gevierd bij KDV ‘t Kwebbeltje. Onder feesten verstaan wij verjaardagen van de kinderen en van de pedagogisch medewerksters, Sinterklaas, Kerst, Oud en Nieuw en Pasen. Het feest is op de groep en de persoon afgestemd. De manier van vieren dient begrijpelijk te zijn voor het kind. Het feest is in eerste instantie leuk voor de kinderen. In tweede instantie voldoet het aan de verwachtingen van pedagogisch medewerksters en ouders. Bij het invullen van het feest wordt erop gelet hoelang de feestelijke activiteiten duren of ook extra kinderen worden uitgenodigd op de dag van het feest en hoelang van tevoren samen met de kinderen het feest (of de versiering) wordt voorbereid.

6. Cultuurverschillen

 Alle kinderen en ouders zijn welkom op ons kinderdagverblijf. Verschillende culturele achtergronden beschouwen wij als een verrijking van de groep. Pedagogisch medewerksters stellen zich open voor andere culturen en zijn zich bewust van de diversiteit in de samenleving. Het is belangrijk om de aanpak van de taalontwikkeling van een tweetalig kind af te stemmen met de ouders. Bij tweetaligheid wordt er in principe Nederlands met het kind gesproken op het kinderdagverblijf. Waar mogelijk en nodig kunnen pedagogisch medewerksters woorden verduidelijken in de tweede taal, als de pedagogisch medewerkster deze taal beheerst. Er wordt altijd ook het Nederlandse woord genoemd, zodat andere kinderen ook weten waar het over gaat.

HOOFDSTUK 4

HET KIND IN DE GROEP

Kinderen hebben behoefte aan structuur via de dagindeling, het hanteren van rituelen en het stellen van regels en grenzen. De structuur is een houvast voor het kind en geen keurslijf.

1. Grenzen stellen

 Regels worden niet halsstarrig toegepast. Rekening wordt gehouden met het ontwikkelingsniveau van het kind. Bovendien vraagt elke situatie een eigen aanpak. Een kind dat vaak grenzen aftast, wordt anders benaderd dan een kind dat voor het eerst een regel negeert. Als er van een regel wordt afgeweken, wordt de reden uitgelegd.

2. Gedrag en straf

 Soms neemt ongewenst gedrag (bijvoorbeeld hard schreeuwen om aandacht, terwijl al eerder aan het kind is uitgelegd dat het ook gewoon kan praten en vragen) eerder af door het negeren van negatief gedrag gekoppeld aan het belonen van positief gedrag (als het kind in plaats van schreeuwt gewoon praat en vraagt). Een ander voorbeeld, als een kind niet wil helpen opruimen dan geven we de andere kinderen complimentjes en dan zie je al snel dat de ander ook gaat helpen opruimen. Belonen gebeurt door complimenten te geven. Belonen heeft minder effect als er veel tijd is verstreken tussen de daad en de beloning.

De pedagogisch medewerkster maakt een bewuste afweging om het gedrag te negeren, een alternatieve oplossing te zoeken, het kind af te leiden van het negatieve gedrag of het gedrag te corrigeren. Als een kind de afgesproken grenzen overschrijdt, kan het nodig zijn voor een pedagogisch medewerkster om het gedrag te corrigeren (bijvoorbeeld bij het slaan en bijten e.d.) In dit laatste geval spreken wij over “straf”. Uit dit hoofdstuk zal echter duidelijk zijn dat gedrag alleen ‘bestraft’ wordt op een manier die binnen de belevingswereld van het kind past en niet het zelfvertrouwen van het kind ondermijnt. Pedagogisch medewerksters zijn consequent. Als zij iets zeggen, zorgen zij ervoor dat het daadwerkelijk gebeurt. Als een pedagogisch medewerkster een kind waarschuwt, zorgt zij ervoor dat de aangekondigde ‘straf’ ook uitvoerbaar is en handelt zij de straf met het kind af.

Om de ‘straf’ te bepalen, vraagt de pedagogisch medewerkster zich af wat het kind emotioneel aan kan. Vraagt de pedagogisch medewerkster teveel? Probeert het kind wellicht op een negatieve manier aandacht te krijgen? De ‘straf’ heeft altijd een duidelijk verband met wat gebeurd is. Het is ook belangrijk om na te denken over hoe je straft en wat je straft.

Gedrag corrigeren kan ook als een kind dingen doet die gevaarlijk zijn, zoals op de banken gaan staan, probeert de deuren open te doen of voor de dichte deur gaat zitten.

De pedagogisch medewerkster laat blijken dat zij het kind, ondanks het gedrag, nog lief blijft vinden. Dit versterkt de eigenwaarde van het kind. Na afloop van de ‘straf’ praat de pedagogisch medewerkster met het kind. Wanneer een kind gedrag vertoond dat vaak gecorrigeerd wordt, dan kaarten pedagogisch medewerksters dit aan tijdens de kindbesprekingen.

3. Zelfstandigheid van het kind

Kinderen worden gestimuleerd om zelfstandig taken uit te voeren. De pedagogisch medewerksters proberen bijvoorbeeld bij het aan- en uitkleden kinderen zoveel mogelijk zelf te laten doen. Pedagogisch medewerksters spelen in op wat het kind kan en wil. Zoveel mogelijk wordt dit afgestemd met de thuissituatie van het kind.

Zo gaan we ook met de grote kinderen naar het toilet en vegen ze zelf hun billen af (als ze het echt kunnen) en doen zelf de broek omhoog. Daarna moeten ze hun handjes wassen. De pedagogisch medewerkster is het voorbeeld en wast ook haar handen na toiletbezoek van zichzelf en als ze de kinderen heeft geholpen in het toilet.

Belonen van een nieuwe stap draagt bij aan het zelfbewustzijn van het kind. Zo vinden kinderen het spannend om iets nieuws te ondernemen. Het stimuleren van zelfstandigheid vraagt om een individuele benadering van elk kind.

4. Vrienden maken op het dagverblijf

 In de groep trekken kinderen naar elkaar toe. Zij imiteren elkaars gedrag en zoeken op een zeer eenvoudige manier contact met elkaar (volgen met de ogen en achter elkaar aan kruipen). Vanaf de peutertijd ontstaan vriendschappen.

Een sfeer wordt gecreëerd waarin kinderen leren om respect te hebben voor elkaar. Kinderen kunnen veel aan elkaar hebben, maar zij kunnen elkaar ook onderdrukken. Zij worden gestimuleerd om duidelijk aan elkaar te maken wat zij wel en niet willen. De pedagogisch medewerksters laten de kinderen bij meningsverschillen zoveel mogelijk zelf naar een oplossing zoeken. Mocht dit niet lukken dan kunnen zij altijd samen met de kinderen het probleem oplossen door met elkaar te praten.

Pedagogisch medewerksters zijn zich te allen tijde bewust van hun voorbeeldfunctie. Kinderen imiteren. Pedagogisch medewerksters houden hier rekening mee bij hun taalgebruik en hun houding bij de activiteiten waaraan de kinderen deelnemen. Ook als pedagogisch medewerksters onderling praten, houden zij rekening met de kinderen die meeluisteren.

Grappen in de groep zijn leuk, maar kinderen worden gekwetst door grappen en opmerkingen over hen die zij niet kunnen begrijpen.

Een kind kan een voorkeur ontwikkelen voor een bepaalde pedagogisch medewerkster. Soms is deze gekoppeld aan hoe vaak hij/zij de pedagogisch medewerkster ziet. Vanuit het kind bekeken is dit begrijpelijk.

De pedagogisch medewerkster staat altijd open voor de toenadering van het kind. Een pedagogisch medewerkster gaat hier professioneel mee om. Als een pedagogisch medewerkster een voorkeur heeft voor bepaalde ouders of kinderen, mag zij dit niet tonen.

5. Verdriet

Als kinderen verdriet hebben kunnen ze troost vinden bij de pedagogisch medewerksters. Kinderen krijgen de ruimte om hun emoties te tonen. Soms is een kind boos, omdat het een conflict heeft. Soms is een kind verdrietig: een kind dat nog moet wennen, een ‘slachtoffer’ van het gedrag van een ander kind. Kinderen met verdriet krijgen ook de ruimte om aan te geven of zij getroost willen worden. Kinderen die hun tranen wegslikken worden gestimuleerd om hun emoties te uiten.

Om kinderen te troosten is het bieden van geborgenheid het belangrijkste. Het kind op schoot nemen bijvoorbeeld. Soms door de drukte moeten pedagogisch medewerksters kinderen even laten huilen, maar het is belangrijk dat kinderen weten dat de pedagogisch medewerkster er toch is.

Er kunnen zich situaties voordoen waarin er wordt afgesproken met de ouders om het kind kort te laten huilen (in slaap huilen).

6. Het ontdekken van het eigen lichaam

Jonge kinderen kijken en voelen hun lichaam. Zij vinden het fijn om bloot te zijn en kennen nog geen schaamte. Schaamte groeit naarmate het kind ouder wordt en het zelfbewustzijn en het lichaam zich ontwikkelen. Voor volwassenen zijn het lichaam en de seksualiteit van kinderen omgeven met veel taboes. Bovendien verschillen normen en waarden tussen de verschillende mensen die in het kinderdagverblijf zijn. Open communicatie tussen ouders en pedagogisch medewerksters is belangrijk zodat het kinderdagverblijf regels kan opstellen waarmee het personeel en de ouders om kunnen gaan.

7. Het signaleren van problemen en het bespreken met de ouders

 Soms signaleren pedagogisch medewerksters een verandering of probleem bij een kind. Dit kan iets heel kleins zijn, bijvoorbeeld niet meer willen slapen tussen de middag. Het kan ook te maken hebben met veranderingen thuis. Er kan ook sprake zijn van een achterstand in de ontwikkeling van het kind. Het is belangrijk dat pedagogisch medewerksters alert zijn op veranderingen in het gedrag van kinderen en dit met de ouders bespreken.

HOOFDSTUK 5

 UITGANGSPUNTEN IN DE PRAKTIJK; ZINDELIJKSHEIDSTRAINING ALS VOORBEELD

 Alle kinderen worden zindelijk. Soms gaat dat vanzelf. Soms zijn ouders en pedagogisch medewerksters samen lang bezig.

Om te beginnen met zindelijkheidstraining moeten ouders, pedagogisch medewerksters en kinderen gemotiveerd zijn. Overleg is nodig over wanneer er mee begonnen wordt en hoe. De ouders kunnen aan de pedagogisch medewerksters aangeven dat het kind al interesse toont voor het potje. Zij doen niets zonder overleg. Als ouders er thuis mee beginnen komen zij met het verzoek om het ook op het dagverblijf te doen. Het werkt vaak het beste als beide partijen dezelfde aanpak afspreken. We doen dit wanneer het kind er aan toe is en proberen er niet te veel druk op te leggen want dit werkt vaak averechts.

Het kind voelt zich heel groot, omdat het op het potje zit. Een pedagogisch medewerkster prijst het kind (ook al blijft het potje leeg). De pedagogisch medewerkster gaat met het kind naar de kinder-wc, maar als het kind er niet op wil zitten, hoeft dat niet. De pedagogisch medewerkster gaat het kind niet dwingen en kan zich inleven in kinderen die het niet leuk vinden om op de wc te zitten. Ter ondersteuning tijdens het zindelijk worden is er een stickerkaart voor elk kind op de groep. De kinderen vinden het leuk en willen de kaart graag aan de ouders laten zien.

Het kind wordt gestimuleerd om zelf aan te geven wanneer het moet. Als er een ongeluk gebeurt en het kind plast in zijn broek dan wordt het kind getroost als het dat wil. Anders wordt er weinig aandacht aan geschonken. Een ongelukje kan gebeuren.

Emotioneel; sommige kinderen zijn bang om hun plas of poep achter te laten in de pot. En geven blijk van angst.

Cognitief: Op een gegeven moment heeft het kind door dat het moet plassen en laat het dan ook gaan. Het gaat zelf op het toilet zitten en trekt zelf door. Gaat daarna zelf de handjes wassen. Het leert zelf om aan te geven dat het ‘moet’.

Sociaal: sommige kinderen vinden ‘samen plassen’ en ‘handjes wassen’ gezellig.